Het is ondertussen een bekend fenomeen: het zit flink mis met onze akkervogels. De laatste decennia verdwijnen onze
akkervogels in sneltreinvaart uit het landschap. En dat is niet anders voor onze grootste gorzensoort,
de Grauwe Gors (Miliaria calandra). Sinds de jaren '70 kromp zijn areaal aanzienlijk in en ging de Vlaamse
populatie met minstens 65% achteruit tot naar schatting 800-1000 broedparen (Vermeersch et al., 2004).
Om een zicht te krijgen op de verdere achteruitgang sinds die laatste inventarisatieperiode (2000-'02) en
de hedendaagse verspreiding van de soort, diende Natuurpunt Studie i.s.m. meerdere vrijwilligers in 2008
een project in bij de provincie Vlaams-Brabant.
In het kader van dit project brachten vrijwilligers van Vogelwerkgroep Oost-Brabant, Natuurstudiewerkgroep
Dijleland en Natuurpunt Velpe-Mene tijdens vier inventarisatierondes het verspreidingsgebied van de Grauwe Gors
in kaart. In totaal telden ze 141 zangterritoria in de broedperiode, met een zwaartepunt op de grote akkerplateaus
rond Hoegaarden en Landen. Vertaald naar broedparen, zou dit uitkomen op een voorzichtige schatting van ongeveer
125 broedparen in Vlaams-Brabant, wat opnieuw een serieuze achteruitgang (-66%) betekent ten opzichte van
2000-'02.
Naast de intensivering van de landbouw, die nefast lijkt voor alle akkervogels, wijt menig onderzoeker de afname
van de Grauwe Gors aan het verdwijnen van de stoppelvelden waarop groepen overwinteraars zich vaak te goed doen
aan de oogstresten. Een tekort aan eten tijdens de wintermaanden verplicht de vogels vaak andere oorden op te
zoeken, soms met desastreuze gevolgen.
Om een zicht te krijgen op waar deze wintergroepen zich ophielden, organiseerde Natuurpunt Studie in de winter
van 2008-2009 (december t.e.m. maart) eveneens vier simultaantellingen waarbij op verschillende locaties het
aantal overwinteraars werd geteld. Hieruit bleek dat bijna alle waargenomen Grauwe gorzen, in totaal bijna 200 ex.,
zich ophielden op en nabij speciaal aangelegde akkerreservaten en bloemrijke akkerranden. Door het laten staan
van graan en andere akkerkruiden, is op deze percelen gedurende de winter nog wel voldoende voedsel te vinden,
wat zich vertaalt in een toenemend aantal overwinteraars en in de grootste dichtheden broedende Grauwe gorzen
op deze akkerplateaus. Een verhaal dat ook opgaat voor de Geelgors (Emberiza citrinella), waarvan het aantal
broedparen in Vlaanderen eveneens terugzakte van ca. 10 000 in 1973-1977 tot ca. 3 500 in 2000-'02 (Vermeersch
et al., 2004).
Daar waar op landschapsschaal maatregelen zoals de aanleg van graanranden of akkerreservaten uitgevoerd worden,
lijken de populaties van beide soorten zich te stabiliseren of gaan er zelfs lichtjes op vooruit. Natuurpunt,
dat reeds enkele jaren geleden startte met de aanleg van akkerreservaten, blijft dan ook in de toekomst verder
investeren in deze vrij eenvoudige maar effectieve maatregel. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) voorziet op
haar beurt de mogelijkheid om beheerovereenkomsten af te sluiten met landbouwers in functie van akkernatuur en
meerdere Regionale Landschappen besloten eveneens hun schouders mee onder de bescherming van onze akkervogels
te zetten.
Om deze gerichte maatregelen zo efficiënt mogelijk in te plannen in functie van voedselbeschikbaarheid tijdens
de wintermaanden, is het nodig een goed zicht te krijgen op de grootte en de verspreiding van de winterpopulatie.
Daarom zullen ook dit jaar opnieuw simultaantellingen georganiseerd worden in het zuiden van de Provincie Limburg
en in de provincie Vlaams-Brabant. In samenwerking met heel wat vrijwilligers is er recent in Zuid-Limburg het
project "Grauwe Gorzen in Limburg" opgestart. In Vlaams-Brabant ligt de focus dan weer op de Geelgors in 2009-'10.
Bijna honderd akkervogelliefhebbers dragen tegenwoordig bij aan het behoud van beide soorten door deel te nemen
aan deze grootscheepse tellingen. Zorg dat je erbij bent en neem eens een kijkje op de akkers in jouw buurt!
Tracht eventueel af te spreken met je collega-vogelkijkers uit de plaatselijke studiewerkgroep of
Natuurpuntafdeling zodat hetzelfde akkerplateau niet tweemaal bezocht wordt, maar een maximaal aantal gebieden
onder de loep genomen wordt.